Blok, Aleksandr - De twaalf
€ 22,90
Auteur: Aleksandr Blok
Vertaling en nawoord: Robbert-Jan Henkes
Titel: De twaalfTaal: Nederlands
Uitgever: Uitgeverij Vleugels
Afmetingen: x210x140 mm
Gewicht: gram
ISBN: 9789493186965
Jaar: 2023
Bindwijze: Genaaid gebrocheerd
Pagina's: 48
Genre: Fictie, Poëzie
Beschrijving:
Groot was de verontwaardiging van zijn literaire vrienden toen Aleksandr Blok verklaarde achter de bolsjewieken te staan na de coup van oktober 1917. Nog groter werd hun verontwaardiging toen Blok zijn gedicht De 12 publiceerde waarin hij een zootje revolutionair gezind ongeregeld nota bene zijn zegen leek te geven door ze roodvaandelig te laten aanvoeren door de Mensenzoon.
Het gedicht weerstaat iedere enkelvoudige interpretatie. Daarom is het ook zo’n machtig gedicht. Blok was een ziener en een hoorder. Hij hoorde het gerommel van de revolutie letterlijk in de lucht. Hij geloofde dat het elan van de omwenteling een nieuwe tijd zou inluiden, maar kort na de publicatie van het gedicht zag hij in dat zoiets niet meer zou gebeuren. In zijn resterende tijd op aarde, in Petrograd, schreef hij alleen nog maar rapporten. De 12 kan dan ook beschouwd worden als zijn zwanenzang.
De twaalf is pas twee keer eerder in het Nederlands vertaald. Eén keer in 1923 door Maud Kok, een vertaling die bijna onvindbaar is. In Nederland moesten we het tot nu toe doen met de standaard veelgeprezen maar weinig gelezen vertaling van Paul Rodenko uit 1947. Nu is er dan een nieuwe, verse, doortrokken van revolutionair elan en gesteld in door Blok zo op prijs gestelde gewone woorden, woorden van de straat, zonder blad voor de mond. Recht zo die gaat! Proletariaat! De vertaler laat weten: ‘Ik hou van Blok. Hij doet me denken aan Eliot, Proust en Nijhoff. En het meest hou ik van De 12. Een raadselachtig meesterwerk, dat me in diepgang, inzicht en een verborgen hogere waarheid doet denken aan Hamlet. Je krijgt je vinger er niet achter.’ Bloks gedicht wordt in deze editie gevolgd door een tweede Intocht van Christus van Petrograd waarin de vertaler Bloks heilsverwachtingen feestelijk tracht waar te maken.
De Petersburger Aleksandr Aleksandrovitsj Blok (1880-1921) is ongetwijfeld een van Ruslands grootste en beroemdste dichters. Die roem viel hem al tijdens zijn leven toe. ‘Iedereen hield van Blok,’ schreef Gorodetski. ‘Waar valt er aan hem te ontkomen?’ beaamde Mariëngof en volgens Tsjoekovski betoverde hij iedereen: ‘hij had een uitwerking op de mensen als de volle maan op wolven.’
Zijn geliefdheid was allereerst gebaseerd op de mysterieuze melancholieke melodische Verzen op de Wonderschone Onbekende, waarvan hij er in zes jaar zo’n achthonderd schreef. Vervolgens vond Blok zichzelf opnieuw uit: de Aanbedene werd lelijk, dronken, schaamteloos, maar hij bleef haar in hypnotische verzen bewieroken. De realiteit van kroegen en hoeren dook op in zijn werk, maar zijn verzen bleven even klankrijk evocatief. Door hun muzikaliteit konden ze niet onharmonieus zijn. De melodieën van zijn verzen zijn zo sterk dat de grofste woorden er lieflijk van gaan klinken. Intussen evolueerde de Aanbedene verder en veranderde in Rusland zelf, het Rusland van de zwervers, de vagebonden, de dieven, de flagellanten en de mislukkelingen. Blok hield van Rusland juist vanwege haar chronische dronkenschap en deprimerende ontucht, haar zelfdestructiviteit. Het lange gedicht De twaalf uit 1918 – dat tevens alom als zijn ultieme meesterwerk wordt beschouwd – is daar de culminatie van. Blok schaarde zich tot afgrijzen van literaire vrienden achter de bolsjewieken. ‘Ik zie engelenvleugels aan de schouders van iedere Roodgardist’ riep hij in een verhitte discussie uit. Na De twaalf is zijn bekendste gedicht de epifane evocatie van nachtelijk Petersburg uit 1912 ‘Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren’ waarin de dichter plotseling inziet dat alles zal blijven zoals het is (vertaling Robbert-Jan Henkes).
Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren –
En licht, stompzinnig vies en voos.
Leef nog twintig-dertig jaren:
Niets verandert. Uitzichtloos.
Ga dood – en het begint van voren,
Herhaalt zich in de kille mist:
Nacht, de grachten toegevroren,
Straatlantaarn. Trottoir. Drogist.
Blok zag het revolutionaire elan, waarvan hij dacht dat het de mens zou veranderen, snel uitdoven, en 1921 stierf hij, na drie jaar lang geen gedicht te hebben geschreven.
Zijn geliefdheid was allereerst gebaseerd op de mysterieuze melancholieke melodische Verzen op de Wonderschone Onbekende, waarvan hij er in zes jaar zo’n achthonderd schreef. Vervolgens vond Blok zichzelf opnieuw uit: de Aanbedene werd lelijk, dronken, schaamteloos, maar hij bleef haar in hypnotische verzen bewieroken. De realiteit van kroegen en hoeren dook op in zijn werk, maar zijn verzen bleven even klankrijk evocatief. Door hun muzikaliteit konden ze niet onharmonieus zijn. De melodieën van zijn verzen zijn zo sterk dat de grofste woorden er lieflijk van gaan klinken. Intussen evolueerde de Aanbedene verder en veranderde in Rusland zelf, het Rusland van de zwervers, de vagebonden, de dieven, de flagellanten en de mislukkelingen. Blok hield van Rusland juist vanwege haar chronische dronkenschap en deprimerende ontucht, haar zelfdestructiviteit. Het lange gedicht De twaalf uit 1918 – dat tevens alom als zijn ultieme meesterwerk wordt beschouwd – is daar de culminatie van. Blok schaarde zich tot afgrijzen van literaire vrienden achter de bolsjewieken. ‘Ik zie engelenvleugels aan de schouders van iedere Roodgardist’ riep hij in een verhitte discussie uit. Na De twaalf is zijn bekendste gedicht de epifane evocatie van nachtelijk Petersburg uit 1912 ‘Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren’ waarin de dichter plotseling inziet dat alles zal blijven zoals het is (vertaling Robbert-Jan Henkes).
Nacht. Trottoir. Drogist. Lantaren –
En licht, stompzinnig vies en voos.
Leef nog twintig-dertig jaren:
Niets verandert. Uitzichtloos.
Ga dood – en het begint van voren,
Herhaalt zich in de kille mist:
Nacht, de grachten toegevroren,
Straatlantaarn. Trottoir. Drogist.
Blok zag het revolutionaire elan, waarvan hij dacht dat het de mens zou veranderen, snel uitdoven, en 1921 stierf hij, na drie jaar lang geen gedicht te hebben geschreven.
(bron uitgeverij Vleugels)